zaterdag 2 januari 2016

BOUDEWIJN DE GROTE

Op Eerste Kerstdag was in Het Uur van de Wolf de documentaire Boudewijn de Groot: Kom nader van Suzanne Raes te zien. Mocht je hem gemist hebben, kijk dan alsnog, want het is een ontroerend mooie film over een van de grootste muzikanten/componisten uit de vaderlandse geschiedenis.

Zeventig is Boudewijn inmiddels, en de documentaire begint met de focus op het laatste optreden waarin hij zijn oude successen speelt. Hij wil in de toekomst alleen maar nieuwe dingen doen. Goede vriend Henny Vrienten zegt: ‘Hoe vaak zal hij Verdronken Vlinder wel niet gespeeld hebben? En Testament? Op een gegeven moment is het klaar, dat begrijp ik wel.’ ‘Dapper’, vindt George Kooymans het. Raes laat tussendoor een repetitiefragmentje zien waarin Boudewijn ‘Ik vergeet, ik vergeet wat is geweest’ zingt: een van de vele subtiele momentjes, verwijzingen en grapjes die haar film herbergt. 

DOE HET NIET!
Dit laatste optreden, de repetities met Vrienten en Kooymans voor hun op handen zijnde driemanstournee, de repetities voor de musical Onder de groene hemel (schitterend, Boudewijns mimiek als hij de uitvoeringen van zijn liedjes beluistert!), natuurlijk heel veel - ook uniek - archiefmateriaal, mooie gesprekken met vrouw, kinderen, vrienden en familie, dat zijn de pijlers waarop de film is gebouwd. Maar zoals zo vaak wordt een goede documentaire echt bijzonder als er tijdens het filmen iets gebeurt wat je niet had kunnen voorspellen, volgens het adagium ‘De waarheid verzin je niet’. Zoals dat bij Janine van Paul Cohen Janine Jansen overspannen raakte en bij Zij gelooft in mij van John Appel de optredens van André Hazes in Spanje een groot fiasco werden. Wij maakten het zelf mee bij Buch in de bajes toen twee dagen nadat Menno hem had geïnterviewd de vader van een gedetineerde jonge vrouw overleed aan een maagbloeding, en wij de dochter hebben gevolgd toen ze in de boeien geslagen thuis afscheid ging nemen van haar opgebaarde vader. ‘Hij is gestorven van verdriet,’ zei zijn vrouw. Slik.
Wat Suzanne Raes niet voorspeld had en wat de film zo ontroerend maakt is dat Boudewijn een lied over zijn vader aan het maken was, Kom nader, dat titel en thema van de film is geworden. De scènes waarin Boudewijns kinderen Marcel, Caya en Jim naar dit nummer luisteren zijn prachtig. Boudewijns vader was een zo mogelijk nog geslotener man dan Boudewijn zelf, en je las die herkenning, die verklaring bijna op de gezichten van Boudewijns kinderen die – vooral Jim, die dat ook niet onder stoelen of banken steekt – zelf ook het nodige te stellen hebben gehad met hun pa. Aan het begin vraagt Raes aan hen wat een film  over hun vader zou moeten vertellen. Caya en Marcel moeten daar eens heel goed over nadenken. Jim zegt: ‘Ik heb het je al eerder gezegd: het beste wat je kan doen met een film over mijn vader is hem niet te maken.’
Datzelfde zeiden ze toen ik in 1997 een aflevering van Astrid Joosten’s prime time zaterdagavondprogramma De Show van je Leven rond Boudewijn aan het voorbereiden was. Een amusementsprogramma met Boudewijn over zijn leven?! Doe het niet! Hij zal ook niet willen trouwens, riepen ze allemaal.

MEESTER PRIKKEBEEN
Maar Boudewijn wilde wel. Sterker nog, toen we zoveel weerstand in zijn omgeving ontmoetten, besloten we het idee te laten varen. Daar begreep Boudewijn helemaal niets van; hij accepteerde die afwijzing niet. ‘Natuurlijk ga ik ten volle meewerken,’ zei hij. En dat deed hij ook. Met als voor mij fantastisch gevolg dat ik hem nog op keyboards heb mogen begeleiden toen hij voor het eerst in bijna 30 jaar Meester Prikkebeen zong met de als verrassing opgetrommelde Elly Nieman.
In de jaren daarna heb ik nog een paar maal met hem samen mogen werken, onder meer toen hij te gast was in Lalala Live, de warmbloedige muziekshow met Bart Peeters, en in de soundtrack-van-je-leven talkshow Wintertijd. Sinds die tijd zijn hij en zijn vrouw Anja en ik elkaar steeds kerstkaarten blijven sturen. Dit jaar even niet, maar dankzij Suzanne Raes heeft Boudewijn mijn kerst alsnog opgefleurd. Jim heeft gelukkig ongelijk gekregen.



dinsdag 10 november 2015

DON'T GIVE UP YOUR DAY JOB

‘Zelfs als je jezelf zo gelukkig mag prijzen dat je wordt uitgegeven, dan zul je daar als doorsneedebutant niet meer dan een paar duizend euro mee verdienen. Ik zou dan ook zeggen dat schrijven veel leuker is dan rijk of beroemd zijn.’ Dat schrijft Paul Sebes in Bestseller, een van de vele hulpboeken voor beginnende schrijvers en hobbyisten die ervan dromen ooit de prins(es) op het Boekenbal te zijn.

De algemene teneur in al die hulpboeken is: de kans om succesvol schrijver te worden is kleiner dan het winnen van een miljoenenprijs in de Staatsloterij. Maarten Beernink schrijft in Verdienen met uitgeven: ‘Voor jou is dit boek een van de belangrijkste bezigheden op dit moment en het slokt veel van je kostbare tijd op. (…) Voor je toekomstige lezers ligt die betrokkenheid heel anders. Voor hen is het boek slechts een verzameling pagina’s met een kaft erom. Misschien zelfs niet meer dan vulling voor de boekenkast. Aan jou de schone taak om voor relevantie te zorgen, want je lezer zit helemaal niet op je boek te wachten.’

SCHRIJVEN IS NIET LEUK
Nu de release van BUCH, de biografie van Menno die ik samen met Nicole Buch schreef, steeds dichterbij komt neemt de spanning evenredig toe. Hoe wordt het ontvangen? Wat gaat het doen?  ‘De buitenwereld is hard en daar kun je maar beter rekening mee houden. Niemand dwingt je om de publieke arena te betreden en niemand zal het voor je opnemen als je daar ten onder gaat.’ Aldus Maarten Carbo in Succes met je boek! Slechts een handjevol mensen heeft ons boek tot op heden gelezen: een paar mensen van de uitgeverij, mijn vrouw. Zij was en is dolenthousiast. En wat schrijft Paul Sebes? ‘Familie en vrienden zijn de slechtste raadgevers.’ Fijn is dat! 
Maar Sebes schrijft ook dat mensen met schrijversambities geen pretje zijn voor hun huisgenoten. ‘Schrijven is niet leuk. Althans, niet voor mensen uit je omgeving. Schrijven is een solitaire bezigheid die veel tijd kost. Heel veel tijd.’ Dan zou je toch verwachten dat mijn eega het boek de grond in zou boren in de hoop dat ik zo snel mogelijk weer iets buiten de deur ga doen. In ieder geval iets dat geld opbrengt. Paul Sebes: ‘Een professionele schrijfcarrière is maar voor heel weinig mensen weggelegd, en talent alleen is niet voldoende. Je moet er echt hard en lang voor knokken en heel erg veel voor laten. In Nederland kan slechts een zeer select groepje van ongeveer twintig schrijvers van zijn boeken leven. (…) Zelfs schrijvers die enige roem weten te verwerven, kunnen meestal niet van hun schrijven alleen leven en hebben daarnaast de meest uiteenlopende baantjes, al dan niet relevant voor hun schrijverschap.’
‘Don’t give up your day job’ adviseert uitgever en redacteur Diana Gvozden in De Schrijfbijbel. ‘Het simpele feit is dat er jaarlijks tienduizend nieuwe titels worden uitgegeven en van die titels zijn er maar erg weinig die meer dan vijfduizend exemplaren verkopen. Hoe goed je boek ook is, hoe mooi het omslag, hoe uitgebreid het marketingplan: of je boek aanslaat is nog steeds volkomen onvoorspelbaar.’ Mijn day job is televisieprogramma’s maken. Ik ben daar inderdaad weer mee begonnen. Omdat dat ook zo'n heerlijk vak is!




   

KRITIEK
‘Wees realistisch en verwacht niet te veel van de verkoop, dan kan het altijd nog meevallen,’ aldus Beernink. Blijkbaar zijn al deze in de uitgeverijwereld zeer ervaren tipboekenschrijvers zo murw gebeukt door de zware strijd om het bestaan die er in de boekenindustrie al jaren wordt gevoerd dat deze houding het hoogst haalbare positivisme is. 
Ik denk dat deze korte tip van Paul Sebes nog wel de beste is die ik in al die boeken tegenkwam: ‘Neem jezelf niet al te serieus.’ En dan het advies van Maarten Carbo: ‘Eén ding is nog erger dan kritiek krijgen: géén kritiek krijgen. Want dat betekent dat je niet wordt opgemerkt, en dat is natuurlijk helemaal niet de bedoeling!’
Dat is ook letterlijk wat Menno in Nieuwe Revu zei, een paar maanden voordat Sex voor de Buch op televisie kwam. Menno is gelukkig altijd opgemerkt. En hoe! In BUCH zegt hij: 'Een groot publiek bereiken is voor mij belangrijk. Ik vind dat iedereen ervan moet kunnen genieten.'

Voor mijzelf is vooral belangrijk dat we een monument voor Menno hebben opgericht, en dat neemt niemand ons meer af. 
















vrijdag 23 oktober 2015

MENNO’S BIOGRAFIE: EEN ROLLERCOASTER VAN EMOTIES

Een dag nadat Menno Buch aan ons, het team van Buch in de bajes, had verteld dat hij nog maar een paar maanden te leven had, zat ik opnieuw bij hem en vroeg hij: ‘Wil jij een boek over mijn leven schrijven, samen met Nicole?’ Dat was een heftig moment: dat iemand je in zijn laatste fase vraagt om zijn leven op te schrijven, en dat zijn vrouw vraagt om dat samen met haar te doen. Ineens was ik onderdeel van een zeer intiem proces van twee mensen die elkaar los moesten laten…

Het idee van een boek was niet nieuw. Een jaar eerder dachten we er al over om op te schrijven wat zich allemaal achter de schermen van Buch in de bajes afspeelde. Want dat was nogal wat. Maar we hadden het te druk met het programma zelf; het plan verdween in de ijskast.
Nu haalde Menno het er weer uit, maar dan als onderdeel van een groter verhaal: zijn leven. En zoals altijd ging dat op zijn Menno’s: meteen volle actie! We waren eerder al in contact gekomen met Uitgeverij Nieuw-Amsterdam, dat voelde goed, dus maakten we een nieuwe afspraak en in no time was de deal rond en stonden we met z’n drieën samen met de uitgever en de ons toegewezen redacteur met champagne te proosten op de contracttekening. Menno regisseerde het allemaal, over zijn graf heen bij wijze van spreken.
Hij liet foto’s maken voor op de cover, die hij zelf ontwierp. Titel: Buch. Kort maar krachtig. ‘Is ook leuk voor de Duitse markt,’ grapten we, ‘dat er een boek in de winkel ligt dat Boek heet.’ Ook planden we een aantal middagen waarin hij zijn levensverhaal nog eens uitgebreid uit de doeken deed. Dat levensverhaal is tamelijk bizar. Niet voor niets is de ondertitel: ‘Hoeveel levens kun je leven?’ Op de vele avonden die we tijdens het maken van Buch in de bajes met het team in hotels doorbrachten had Menno al een aantal fraaie anekdotes verteld, maar het complete verhaal geeft pas echt goed weer wat hij allemaal heeft gedaan, beleefd, betekend, losgemaakt, in gang gezet en teweeggebracht. Nicole kende alle verhalen natuurlijk al, maar Menno wilde dat ik ze nog van hemzelf hoorde. Bovendien namen we de gesprekken op, die gebruikten we later als fundament voor het boek. Want niemand kon het zo verwoorden als Menno zelf.

BRILJANT PLAN
Nadat Menno op 8 juli 2014 overleed hebben we eerst een vierde serie Buch in de bajes gemaakt, in Rotterdam. Over de prestatie die Nicole daarmee neerzette heb ik eerder in dit blog mijn bewondering uitgesproken. De serie was nog maar net af of we zaten met z’n tweeën een paar dagen in een boerderijtje in Twente om te bedenken hoe we dit boek gingen schrijven en wat de structuur moest worden. Want gewoon chronologisch van begin tot eind, dat was ons te voorspelbaar. Het was inmiddels april en de deadline voor het manuscript was 1 augustus, als we onze gewenste release in november nog wilden halen. Krap vier maanden hadden we, voor 100.000 woorden.
We verzonnen een briljant plan: we gaan gewoon beginnen en dan zien we wel hoe het loopt.
We pakten allebei een fase van zijn leven en gingen maar gewoon schrijven. We openden een Dropbox-account waar we alles in kieperden en van elkaar lazen, en dat groeide en groeide. We maakten een lijst van mensen uit Menno’s leven en spraken of mailden met hen. Ik las, keek en beluisterde alles wat er over hem te vinden was, en Nicole tikte alles op wat ze zich kon herinneren (en dat was veel!): één grote stream of consciousness waarin ze ongelooflijk eerlijk en open was, zo eerlijk dat het af en toe pijn deed. Ze was bereid alles te geven voor het beste resultaat, en Maarten Boers, de redacteur, en ik hebben hier en daar grenzen gesuggereerd en gezegd: dit is zo persoonlijk, dit hoef je niet met de hele wereld te delen.
Nicoles schrijf- annex rouwproces hebben we een plek in het boek gegeven door elk hoofdstuk te beginnen met een tekst vanuit haar perspectief, over hoe zij het schrijven van de biografie van haar grote liefde beleefde, wat het met haar deed.

DIT ERIN, DAT ERUIT
Tijdens het schrijven gebruikten we steeds termen uit de tv-wereld: we hadden het over voor- en eindmontages, over ruw materiaal en over lassen, voice-overs, inserts en flashbacks. Onze taal. Op 8 juli was Menno een jaar dood en wilde Nicole ver weg zijn: ze ging twee weken veedrijven in de Verenigde Staten. En terwijl zij koeien naar hun bestemming dreef, probeerde ik hetzelfde te doen met de tienduizenden woorden die we op papier hadden gesmeten. Ik deed, in onze termen, een eerste eindmontage van het boek. Terug in Nederland heeft Nicole met een op de prairie frisgewaaide blik die eerste versie van het boek weer door de mangel gehaald en zo tikten we het manuscript heen en weer en kreeg het steeds meer zijn definitieve vorm, mede dankzij de waardevolle input van Maarten, die met een onafhankelijke visie de vorderingen vanaf de zijlijn gadesloeg en af en toe riep: dit erin, dat eruit. Waar we niet altijd naar luisterden natuurlijk…
Uiteindelijk hebben we op een heerlijk warme zomerdag op het strand van Zandvoort, met onze laptops op ligbedjes, het hele manuscript nog één keer doorlopen en toen hebben we het ingeleverd. Op 1 augustus. Het was een intens, heftig proces, vooral voor Nicole. Een rollercoaster van emoties, zoals de titel van een van de hoofdstukken luidt. Maar we hadden het gehaald.
Vervolgens gingen er nog een paar correctierondes overheen, de gebruikelijke finetuning. Nu ligt het bij de drukker en is het persbericht eruit. De hele wereld mag nu weten, móet nu weten, wat we tot het definitief af was stil hebben gehouden: op 24 november verschijnt Buch, de biografie van de beroemde en beruchte tv-maker, ondernemer en levenskunstenaar Menno Buch, geschreven door zijn weduwe Nicole Buch en zijn eindredacteur Edwin Gitsels. Een schitterende kroon op onze tienjarige samenwerking die we deze maand toevallig ook vieren.

Nu maar hopen dat iedereen net zo geniet van het lezen als wij hebben genoten van het schrijven…



BUCH door Nicole Buch en Edwin Gitsels verschijnt op 24 november 2015 bij Uitgeverij Nieuw-Amsterdam.
Nu al hier te reserveren!

zaterdag 18 april 2015

DE FIENALE: BIJ HET OVERLIJDEN VAN MIJN MOEDER

Op 10 april jongstleden stierf mijn moeder Fien Gitsels-Leeman op 87-jarige leeftijd. Deze 50e aflevering van de TV-Gits wil ik graag aan haar wijden middels een verkorte versie van de speech die ik tijdens haar uitvaart heb gehouden.

Als ik mijn moeder nu zou kunnen bellen, zou ik haar zeggen: “Mam, ik heb je sterfdatum even gegoogeld en het is een waardige datum voor tragische gebeurtenissen. Op 10 april 1912 bijvoorbeeld verliet de Titanic de haven van Southampton, het noodlot tegemoet. Op 10 april 1970 gingen The Beatles uit elkaar. Op 10 april 2010 was die vliegramp waarbij de president van Polen en zijn vrouw omkwamen. En op 10 april 2013 stierf, net als jij op 87-jarige leeftijd, Nobelprijswinnaar professor Robert Edwards, de geestelijk vader van de eerste reageerbuisbaby. Die man had trouwens ook vijf kinderen, net als jij.”
Ze had gesmuld van dit verhaal. Ook omdat er presidenten en professoren in voorkomen. Ze had een heilig ontzag voor hoogwaardigheidsbekleders en beroemdheden. Dat mijn zus Margot en ik in ons werk omgaan met bekende Nederlanders vervulde haar met trots. Ze liet geen gelegenheid voorbij gaan om mensen die bij haar over de vloer kwamen de video’s te laten zien van onze tv-optredens en/of –programma’s. Haar eigen moment of fame was helaas ver vóór de videorecorder: in 1967 zagen vijf miljoen kijkers hoe zij verscheen in de tv-show Het Gulden Schot, gepresenteerd door Lou van Burg, de Henny Huisman van de jaren ’60. Fien Gitsels uit Amstelveen won een stuk land in de Loonse en Drunense Duinen. 1000 vierkante meter Brabantse grond. Wat een beetje jammer was, was dat het tjokvol dennenbomen stond en het verboden was om er ook maar ééntje om te zagen. Eens in de zoveel tijd reden we er op een zonnige zondag heen om te kijken naar ma’s grootgrondbezit, er een beetje doorheen te paraderen, pannenkoeken te eten en dan maar weer naar huis. Wat moest je ermee?

HELS KABAAL
Bovendien, zondagen in de jaren '60 en '70 waren er niet voor om te ravotten in een Brabants bos. Die waren voor nette kleding, kerkgang en familiebezoek. Alle drie zijn dat symbolen voor hoe ze in het leven stond. De nette kleding die ik elke zondag verplicht aan moest en waar ik letterlijk en figuurlijk jeuk van kreeg, staan voor het grote belang van hoe de buitenwereld naar je kijkt. Zelf deed ze de hele week geen stap buiten de deur zonder er tot in de puntjes verzorgd uit te zien.
Haar geloof heeft ze ons nooit opgedrongen. Dat was typerend voor haar manier van opvoeden, bewust of onbewust: ze gaf luid en duidelijk te kennen hoe zij vond dat de dingen hoorden te zijn, hoe je je moest gedragen en welke keuzes je zou moeten maken, maar als je het tegenovergestelde deed, was dat ook prima. Hoe sterk het adagium ‘wat moet de buurt daar wel niet van denken?’ ook voor haar gold, ze stelde zonder aarzelen haar eigen huis beschikbaar als repetitieruimte voor mijn bandjes. Waardoor de hele buurt verplicht moest meegenieten van ons helse kabaal. Het kon haar niets schelen, creativiteit moest de ruimte krijgen.
En toen ik besloot halverwege met mijn universitaire studie Engels te kappen om bij - Godbetert - Drukwerk te gaan spelen, stond ze daar net als mijn vader volkomen achter. Ook al stond Drukwerk voor alles wat zij hoorde te verachten: plat Amsterdams, grof taalgebruik, rebellie tegen gezag en koningshuis en simpele drie akkoorden-herrie. Maar zij gaf het een oprechte kans en drie jaar later zat ze te stralen van trots toen we een theatertour met liedjes van de door haar bewonderde Wim Sonneveld deden, met een decor ontworpen en gemaakt door mijn vader.

GROOTSTE ANGST
Trots en angst waren de yin en yang in het leven van Fien Gitsels. Ze was trots op haar man, op haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, op haar huis, op haar tuin, op haar Hoofdstadkoor (waar ze meer dan 40 jaar lid van was!), op haar smaak, op haar ideeën in cadeaus, die soms de spijker op zijn kop en soms de plank totaal mis sloegen, maar altijd origineel waren. Haar misschien wel mooiste cadeau aan mij was dat toen ik op mijn 14e als enig kind thuis overbleef, ze een fantastische hond voor me kocht. Jarenlang waren we onafscheidelijk, als een soort Kuifje en Bobbie.
Ze had veel om trots op te zijn. Maar ze was ook bang, bang om alles te verliezen. Angst om haar man kwijt te raken vertaalde zich in jaloezie en driftbuien, angst voor het stilvallen van gesprekken bezwoer ze door continu rond te draven met eten en drinken, en door iedereen te overladen met foto’s, knipsels en video’s, angst om te falen vertaalde zich in een onwaarschijnlijke werkethos. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat was ze bezig met het huishouden, ze kookte, waste en poetste maar door, en rond haar 50e ging ze zelfs voor het eerst in dertig jaar weer buiten de deur werken, als medisch dictafoniste; regelmatig zat ze thuis nog tot 10 uur ’s avonds door te tikken. Altijd, echt al-tijd bezig. Ik heb het niet van een vreemde, zeg maar…
Maar de grootste angst voor een moeder is natuurlijk een kind verliezen. Het is haar 11 jaar geleden overkomen en ze heeft het op bewonderenswaardige wijze ondergaan en verwerkt.

DEMENTIE
De mooie kant van haar dementie was dat alle angsten verdwenen. Ze heeft haar leven lang mensen nooit aangekeken tijdens gesprekken; de laatste jaren keek ze je doordringend recht in de ogen. Hoe ze er uit zag boeide haar niet meer, en ze lachte veel. Ze straalde meer rust uit dan ooit tevoren. Ze veranderde in haar eigen tegenpool, maar gelukkig ze bleef ons tot op het laatst herkennen en van ons genieten, dat veranderde nooit.
Mijn broer, zussen en ik gaan met z’n vieren verder, natuurlijk met onze partners en alle klein- en achterkleinkinderen. Ons middelpunt is er niet meer, maar haar nagedachtenis zullen we tot in lengte der dagen middels onze onderlinge band blijven eren. Zoals zijzelf deed middels haar trouwe zondagse familiebezoeken. Van de generatie van mijn moeder is niemand meer over; zij was de laatste tante, zij heeft het licht uitgedaan, en ze is nu herenigd met haar broers en zussen, met haar zwagers en schoonzussen, en natuurlijk met haar eigen man en haar oudste dochter, in het Grote Energieveld.

Als mijn moeder mij nu zou kunnen bellen, zou ze waarschijnlijk net als in onze vele telefoongesprekken, weer die vraag hebben gesteld die ze zo vaak stelde: ‘Weet je wie er nu weer dood is?’

Ja mam, ik weet wie er dood is. En ik zal je heel erg missen…


maandag 6 april 2015

MENNO & NICOLE: TWEE ZIELEN, ZELFDE MISSIE

Ik zal vast iets verklappen over de laatste aflevering van Buch in de bajes IV: Rotterdam die op 30 april aanstaande wordt uitgezonden:  het nummer waarmee het allerlaatste item van deze serie wordt ondersteund, is ‘Time flies’ van de briljante band Porcupine Tree. Dat is geen willekeurige keuze (zoals geen enkele snipper muziek in Bidb een willekeurige keuze is): ‘Time flies’ staat symbool voor hoe het hele productieproces van deze serie werkelijk is omgevlógen!

Het is bijna niet voor te stellen dat het alweer bijna een half jaar geleden is dat we onze intrek namen in de Rotterdamse gevangenis De Schie. Op dat moment hadden we geen idee wat er allemaal op ons pad zou komen. We wisten niet dat onze camera door een gedetineerde gesloopt zou worden (zie aflevering 2), we wisten niet dat Nicole een paar uitgebreide interviews met jongemannen die vastzitten op de Terroristen Afdeling zou hebben, die vervolgens niet uitgezonden mochten worden (zie aflevering 4), en we wisten niet dat we een paar vurig gewenste onderwerpen in vervulling zouden zien gaan, zoals een gesprek met iemand die levenslang heeft (zie aflevering 1), meegaan met een gevangene op begeleid verlof (aflevering 5 aanstaande donderdag), en het volgen van iemand die een enkelband om krijgt (aflevering 7 en 8). Dat is waarom het maken van Buch in de bajes elke keer zo’n fantastisch avontuur is: omdat Menno en Nicole het altijd hebben aangedurfd om de controle compleet los te laten en gewoon te zien wat er gaat gebeuren. Er is geen script, geen scenario, geen draaiboek, er is alleen maar oprechte interesse en nieuwsgierigheid en een ongekende drive om een aantal maanden lang zoveel mogelijk vast te leggen van die fascinerende wereld binnen de gevangenismuren (en dit seizoen deels ook daarbuiten). Dat resulteert in een enorme stapel disks met zo’n 100 uur materiaal. Aan mij dan de schone taak om daar 8 afleveringen van 45 minuten uit samen te stellen. Een groot voorrecht en geweldig om te doen.

OVER DE DOOD HEEN
Wat we in het begin ook niet wisten, was hoe er gereageerd zou worden op Nicole in de rol van Menno. Al snel werd duidelijk dat de meeste gedetineerden in de Rotterdamse P.I. veel respect hadden voor Menno en het prachtig vonden dat Nicole in zijn voetsporen is getreden. In de serie zijn daar ook een paar voorbeelden van terug te zien. Komende donderdag is er bijvoorbeeld een man die een kunstwerk voor Nicole heeft gemaakt vol symbolen die verwijzen naar deze transitie.
Wat ik ook tekenend vond was een fragment van het gesprek dat Nicole had met een gedetineerde, een stukje dat uiteindelijk de uitzending niet haalde, maar in dit kader veelzeggend is.
Man: ‘Als je man nu hier was, zat hij gewoon op de box hier in mijn cel te praten en grappen te maken. Ja, dat was hem. Maar ook al is hij er nu niet, hij is er wel. Weet je, je hoeft hem niet te zien, maar hij is het wel eens met waar we over praten.’
Nicole: ‘Dat zie jij goed.’
Man: 'Dat vind ik mooi van jou, jij heb het toch doorgezet, weet je.’
Nicole: ‘Daarmee wil ik hem voort laten leven.’
Man: ‘Niet alle vrouwen zijn zo, weet je. Misschien had een andere vrouw haar man na twee weken vergeten. Die man is dood en ze hebben zo een ander.’

Dit fragment zegt natuurlijk minstens zoveel over de wereld waar deze man in leeft als over Menno en Nicole, maar wat hij zegt over Menno’s aanwezigheid zonder dat hij er fysiek was, slaat de spijker op zijn kop. Zo voelde het tijdens het hele proces: we wisten heel goed hoe hij op bepaalde dingen zou reageren, en welke keuzes hij zou maken, waardoor hij over de dood heen ook op deze serie een enorme stempel heeft gedrukt.


IN DE GEEST VAN MENNO
Al meteen tijdens de eerste uitzending werd op Twitter duidelijk dat de 1,3 miljoen kijkers dat herkenden en aanvoelden. Een greep uit de tsunami aan reacties:
- Respect! Zonder Menno en dan toch zorgen dat het voelt alsof hij er ook bij is… Haar doel is bereikt.
- Stoere Nicole. Top uitzending! Wat zal Menno trots op haar zijn.
- Respect voor Nicole Buch. 100% in de geest van Menno gemaakt.
- Je krijgt toch een beetje het idee dat Menno nog niet helemaal dood is, maar nog meedoet in Buch in de bajes.
- Klinkt het raar als ik zeg dat je niet in de gaten hebt dat Menno de vragen niet stelt maar Nicole ?

- Wij kijken weer! Menno kijkt ook vanaf zijn wolk mee!
- Mevrouw Buch doet het net zo goed als meneer, wat een prachtvrouw!
- Ik mis je Menno, maar zo mooi dat je vrouwtje dit voortzet.
- Nicole, je bent een ware opvolger. Menno zou trots op je zijn.
- Respect, mooi, in de lijn van Menno. Twee zielen, zelfde missie, lijkt me.

PUUR OP INTUÏTIE
Persoonlijk vind ik nog het allerstoerst van Nicole dat als je naast haar naar de uitzending zit te kijken en ze volgt de reacties op Twitter, ze niet bovenstaande tweets voorleest, maar hard lachend juist zo eentje als deze: 
“Sorry, maar ik vind er echt geen reet aan.”
Dat is haar geheim: ze doet het gewoon, puur op intuïtie, en iedereen moet er vervolgens maar van vinden wat hij ervan vindt. Dat voelt het overgrote deel van de kijkers haarfijn aan: het is haar niet te doen om alle bijval en waardering, hoe geweldig en eervol ook, maar om het erfgoed van haar grote liefde levend te houden. Daar is ze met vlag en wimpel in geslaagd.





zondag 8 maart 2015

‘MIJN LICHAAM ZIT VAST, MAAR MIJN GEEST IS VRIJ’


De zin die het meest indruk op mij maakt in de eerste aflevering van Buch in de bajes 4: Rotterdam die komende donderdag wordt uitgezonden, is: ‘Ik was 29 toen ik hier binnenkwam; ik ben nu 42.’ Aldus Ed, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.

Waarom komt juist die zin zo bij mij binnen, en niet bijvoorbeeld: ‘Als je mij 50.000 Euro geeft, maak ik iemand voor je af’,  of ‘Ik ben niet bang om dood te gaan; het is buiten eten of gegeten worden.’ Deze quotes maken meteen duidelijk dat we in Rotterdam een heel ander slag gedetineerden zijn tegengekomen dan in de vorige series. Echt zware jongens zitten hier, met straffen van 6, 9, 12, zelfs 18 jaar. Dan zit je niet voor zweetvoeten, zoals men dat in de gevangeniswereld pleegt uit te drukken. Dan is de kans groot dat je veel leed hebt berokkend aan je medemens. En inderdaad, ze zitten voor afpersing, overvallen, mishandeling, dat soort zaken. Vrijwel altijd op jacht naar geld. Veel geld, snel geld. Omdat hun moeder in Curacao het arm heeft bijvoorbeeld, of omdat hun baas ze weigerde hun salaris uit te betalen, waardoor ze voor eigen rechter zijn gaan spelen.

DODELIJKE SLACHTOFFERS
Ook Ed was betrokken bij een overval. Samen met twee anderen ging hij gewapend ergens op af, en daar zijn dodelijke slachtoffers gevallen. Alle drie de daders zijn veroordeeld. Ed kreeg levenslang, maar hij is onschuldig, zegt hij, want voordat die overval uit de hand liep en er werd geschoten, was hij er al vandoor gegaan. Zegt hij. Ik weet niet of het waar is. Het is ook niet het doel van ons programma om uit te zoeken of dingen kloppen. Menno zei altijd: Ik ben geen Peter R. de Vries of John van den Heuvel, ik laat iedereen zijn eigen verhaal doen. Of Ed nu schuldig of onschuldig is, dat heeft met de oorzaak dat ik de kriebels kreeg van zijn uitspraak ‘Ik was 29 toen ik hier binnenkwam; ik ben nu 42’ niet echt iets te maken. Eerder in het gesprek zei hij tegen Nicole: ‘Ik zit hier nu 13 jaar.’ Dat zegt hetzelfde, maar dat drong nog niet ineens zo tot me door. Maar als je die leeftijden hoort… 
Als je dan denkt aan wat je zelf in die tijd allemaal hebt gedaan en meegemaakt. Tussen mijn 29e en mijn 42e maakte ik de overstap van bladenmaker naar tv-maker, heb ik tientallen programma’s gemaakt - slechte en goede -, een nieuw huis gekocht, reizen en tripjes gemaakt, honderden mensen leren kennen, honderden feestjes, etentjes, stapavonden meegemaakt, mooie gesprekken gevoerd, lief en leed gedeeld met vrienden en familie, vier auto’s versleten. En Ed zat tussen zijn 29 en 42e in zijn eentje in zijn cel, met het vooruitzicht dat hij daar de rest van zijn leven ook zal moeten zitten. Hoe trek je dat?

‘IK BUIG WEL, MAAR IK BREEK NOOIT’
Dat is ook een van de vragen die Nicole hem stelt. Hij beschrijft heel mooi hoe hij verschillende fases doorliep in dat verwerkingsproces. Eerst agressief, dan depressief, en toen kwam er een vorm van acceptatie. Maar tot op de dag van vandaag is hij aan het vechten om zijn gelijk te krijgen en zijn onschuld te bewijzen. Ik denk dat dat een manier van overleven is; de hoop opgeven is geen optie.  ‘Ik buig wel, maar ik breek nooit,’ zegt Ed.
Er zijn ook meerdere gevangenen die tegen Nicole zeiden: Mijn lichaam zit gevangen, maar mijn geest is vrij. Dat zou waarschijnlijk ook mijn manier zijn om ernaar te kijken als ik vast zou komen te zitten. Maar met het maken van deze vierde serie Buch in de bajes heb ik ervaren dat gevangenisstraf in zo’n stadsbajes als deze, waarbij je middenin het volle leven zit maar er part noch deel aan hebt, waar je tussen de meest gewelddadige, agressieve en meedogenloze types zit en waar ik de geur, de geluiden en de claustrofobische sfeer na drie maanden al helemaal zat was – en dan mochten wij nog elke avond naar ons hotel om de hoek - , iets is om tegen elke prijs te vermijden.
Dat geldt overigens niet voor de achtdelige serie die wij over deze PI Rotterdam hebben mogen maken. De reacties van het handjevol mensen dat de eerste twee afleveringen al heeft gezien zijn uitermate enthousiast. En dat is vooral te danken aan Nicole, die de rol van Menno op verbluffende wijze, zonder enige ervaring, op zich heeft genomen en ook nog heeft gecombineerd met het producentschap van deze reeks. Ik werk eind dit jaar 10 jaar met haar samen, maar dat ze zich deze zware dubbelrol in zo’n razend tempo eigen heeft gemaakt, met een onwaarschijnlijke drive en moed, heeft ook mijn stoutste verwachtingen overtroffen. Het woord is nu aan de kijker.

Buch in de bajes 4: Rotterdam, elke donderdag om 21.30 u, RTL4.


Overleg in de mobiele montageset in de PI Rotterdam. V.l.n.r.: Nicole Buch, editor Bram Slinger en schrijver dezes.

vrijdag 30 januari 2015

HET GROTE, BELANGRIJKE VERHAAL

Er was eens, in een land ver van hier, een jongeling die een Verhaal had. Niet zomaar een Verhaal, nee, een Groot, Belangrijk Verhaal. De jongeling woonde alleen in een huisje op een akker, en elke dag ging hij de stad in en riep: ‘Mensen, ik heb een Verhaal! Kom luisteren naar mijn Grote, Belangrijke Verhaal.’ Maar niemand luisterde. Iedereen ging door met waar hij of zij mee bezig was. 

De mensen mochten de jongeling niet zo. Hij zei altijd dat de dingen anders waren dan iedereen dacht, en daar houden de meeste mensen niet van. ‘Hoezo is alles anders dan ik denk?’, riepen ze dan. ‘Denk je dat ik dom ben of zo?’ Daar hadden de mensen wel een punt: de jongeling dacht inderdaad dat ze dom waren. Daarom had hij ook weinig vrienden, want niemand begreep hem.
Vroeger op school had hij al weinig vrienden. Hij vond school ook dom. Zelfs de leraren waren dom. Ze begrepen niet dat de wereld heel anders in elkaar zat dan ze aan hem en zijn klasgenoten vertelden. Hij noemde de school een ‘zinkend schip’. Eén klasgenoot vond dat wel apart. Hij vroeg aan de jongeling: ‘Hoezo een zinkend schip? Wat heeft een schip met een school te maken?’ ‘Ehh.. , ‘ zei de jongeling, ‘nou… eh… het is met allebei: als je er te vroeg uitstapt, loopt het slecht met je af!’ ‘Jaja,’ zei de klasgenoot, en liep snel een andere kant op.

HET PALEIS VAN DE KONING
Na zijn schooltijd was de jongeling gaan studeren. Iets heel ingewikkelds, met techniek en moleculen en zo. Eigenlijk begreep niemand er iets van. De jongeling had niet anders verwacht, met al die domme mensen die er zijn. Hij vond de mensen niet alleen dom, maar ook slecht gekleed. Daar hield hij niet van. Zelf droeg hij altijd een net pak. Behalve dat pak bezat hij niet veel, al had hij wel een Hoge Pet van zichzelf! Die had hij elke dag op. En wat hij dus óók had, was een Verhaal. Een Groot, Belangrijk Verhaal. En hij vond het nu toch wel tijd worden dat het hele land dat Verhaal te horen kreeg. Want anders liep het slecht af met het land.

Wat te doen? Er moest toch een manier zijn de mensen naar hem te laten luisteren? Opeens wist hij het: hij ging het aan de koning vertellen. Als de koning het Verhaal had gehoord, zou die het zeker aan het hele land doorvertellen. Maar hoe kwam hij bij de koning? De Poortwachters van het paleis zouden hem beslist tegenhouden. Hij bedacht een plan. Hij had gehoord dat er in een ander, ver land twee broers een kasteel waren binnengedrongen en daar een heleboel mannen hadden doodgemaakt. Die mannen hadden tekeningen gemaakt die ze niet mooi vonden of zoiets. Hij wist er het fijne niet van, en hij had ook helemaal geen zin om iemand dood te maken. Maar hij snapte wel: als je dréigde om iemand dood te maken, dan kwam je overal binnen! Zelfs in de Nationale Paleis Organisatie (NPO), via de Nagenoeg Onoverbrugbare Slotgracht (NOS). 

VRIENDEN MET ZWAARDEN
De volgende dag ging de jongeling naar een Feestartikelenzaak en kocht daar een Plastic Zwaard. Zo, dacht hij tevreden, nu komen die Poortwachters jammerlijk te pas! Met gezwinde spoed ging hij naar het paleis van de koning. Tot zijn niet geringe verbazing was de slotbrug neergelaten en was er geen Poortwachter te bekennen. Hij kon zo naar binnen lopen! Hij dwaalde een tijdje door het kasteel, op zoek naar de koning. Er waren wel mensen in het paleis die hem zagen lopen, maar die dachten: die hoort hier natuurlijk. In zijn nette pak, met zijn zwaard, en die Hoge Pet van zichzelf.

Na een tijdje was de jongeling het beu. Hij stapte op een lakei af, hield zijn zwaard in de lucht en zei: breng me naar de koning! De lakei zei: Ik wil vanavond graag naar huis, als u het niet erg vindt. Daarna bracht de lakei hem naar een ridder. De jongeling gaf de ridder een brief waarin stond dat hij een Groot, Belangrijk Verhaal voor de koning had en dat hij heel veel vrienden had met zwaarden en pijl-en-bogen en zo. Dus dat hij maar beter kon doen wat hij zei. Jaja, knikte de ridder, en belde de Nationale Garde. Die was binnen 10 minuten ter plekke, pakten de jongeling in de kraag van zijn nette pak en gooiden hem in een kerker. De rest van de avond zaten alle koningen van alle omringende landen met elkaar te praten over hoe geschrokken ze waren en dat er meer Poortwachters moesten komen. En dat de wereld naar de Verdommenis ging, maar dat ze heus niet bang waren en gewoon op de fiets naar hun paleizen zouden blijven gaan. Daarna gingen ze naar bed.

DE NACHTWAKER
Toen het hele land lag te slapen, brandde er achter één heel laag raampje van het kasteel nog licht. Daar zat de Nachtwaker bij een kaars naar de deur van de kerker te kijken. Opeens hield hij het niet meer, pakte zijn sleutelbos, opende de deur en vroeg aan de jongeling die slaperig zijn hoofd oprichtte: “Wat was nou dat Verhaal? Dat Grote, Belangrijke Verhaal?” “Heb je effe?”, vroeg de jongeling. ‘Ik heb de hele nacht,” zei de Nachtwaker. De jongeling kwam overeind, klopte het stof van zijn nette pak, ging er eens goed voor zitten en zei: “Goed dan. Luister.” En hij vertelde...

“Er was eens, in een land ver van hier, een jongeling die een Verhaal had. Niet zomaar een Verhaal, nee, een Groot, Belangrijk Verhaal…”