dinsdag 10 november 2015

DON'T GIVE UP YOUR DAY JOB

‘Zelfs als je jezelf zo gelukkig mag prijzen dat je wordt uitgegeven, dan zul je daar als doorsneedebutant niet meer dan een paar duizend euro mee verdienen. Ik zou dan ook zeggen dat schrijven veel leuker is dan rijk of beroemd zijn.’ Dat schrijft Paul Sebes in Bestseller, een van de vele hulpboeken voor beginnende schrijvers en hobbyisten die ervan dromen ooit de prins(es) op het Boekenbal te zijn.

De algemene teneur in al die hulpboeken is: de kans om succesvol schrijver te worden is kleiner dan het winnen van een miljoenenprijs in de Staatsloterij. Maarten Beernink schrijft in Verdienen met uitgeven: ‘Voor jou is dit boek een van de belangrijkste bezigheden op dit moment en het slokt veel van je kostbare tijd op. (…) Voor je toekomstige lezers ligt die betrokkenheid heel anders. Voor hen is het boek slechts een verzameling pagina’s met een kaft erom. Misschien zelfs niet meer dan vulling voor de boekenkast. Aan jou de schone taak om voor relevantie te zorgen, want je lezer zit helemaal niet op je boek te wachten.’

SCHRIJVEN IS NIET LEUK
Nu de release van BUCH, de biografie van Menno die ik samen met Nicole Buch schreef, steeds dichterbij komt neemt de spanning evenredig toe. Hoe wordt het ontvangen? Wat gaat het doen?  ‘De buitenwereld is hard en daar kun je maar beter rekening mee houden. Niemand dwingt je om de publieke arena te betreden en niemand zal het voor je opnemen als je daar ten onder gaat.’ Aldus Maarten Carbo in Succes met je boek! Slechts een handjevol mensen heeft ons boek tot op heden gelezen: een paar mensen van de uitgeverij, mijn vrouw. Zij was en is dolenthousiast. En wat schrijft Paul Sebes? ‘Familie en vrienden zijn de slechtste raadgevers.’ Fijn is dat! 
Maar Sebes schrijft ook dat mensen met schrijversambities geen pretje zijn voor hun huisgenoten. ‘Schrijven is niet leuk. Althans, niet voor mensen uit je omgeving. Schrijven is een solitaire bezigheid die veel tijd kost. Heel veel tijd.’ Dan zou je toch verwachten dat mijn eega het boek de grond in zou boren in de hoop dat ik zo snel mogelijk weer iets buiten de deur ga doen. In ieder geval iets dat geld opbrengt. Paul Sebes: ‘Een professionele schrijfcarrière is maar voor heel weinig mensen weggelegd, en talent alleen is niet voldoende. Je moet er echt hard en lang voor knokken en heel erg veel voor laten. In Nederland kan slechts een zeer select groepje van ongeveer twintig schrijvers van zijn boeken leven. (…) Zelfs schrijvers die enige roem weten te verwerven, kunnen meestal niet van hun schrijven alleen leven en hebben daarnaast de meest uiteenlopende baantjes, al dan niet relevant voor hun schrijverschap.’
‘Don’t give up your day job’ adviseert uitgever en redacteur Diana Gvozden in De Schrijfbijbel. ‘Het simpele feit is dat er jaarlijks tienduizend nieuwe titels worden uitgegeven en van die titels zijn er maar erg weinig die meer dan vijfduizend exemplaren verkopen. Hoe goed je boek ook is, hoe mooi het omslag, hoe uitgebreid het marketingplan: of je boek aanslaat is nog steeds volkomen onvoorspelbaar.’ Mijn day job is televisieprogramma’s maken. Ik ben daar inderdaad weer mee begonnen. Omdat dat ook zo'n heerlijk vak is!




   

KRITIEK
‘Wees realistisch en verwacht niet te veel van de verkoop, dan kan het altijd nog meevallen,’ aldus Beernink. Blijkbaar zijn al deze in de uitgeverijwereld zeer ervaren tipboekenschrijvers zo murw gebeukt door de zware strijd om het bestaan die er in de boekenindustrie al jaren wordt gevoerd dat deze houding het hoogst haalbare positivisme is. 
Ik denk dat deze korte tip van Paul Sebes nog wel de beste is die ik in al die boeken tegenkwam: ‘Neem jezelf niet al te serieus.’ En dan het advies van Maarten Carbo: ‘Eén ding is nog erger dan kritiek krijgen: géén kritiek krijgen. Want dat betekent dat je niet wordt opgemerkt, en dat is natuurlijk helemaal niet de bedoeling!’
Dat is ook letterlijk wat Menno in Nieuwe Revu zei, een paar maanden voordat Sex voor de Buch op televisie kwam. Menno is gelukkig altijd opgemerkt. En hoe! In BUCH zegt hij: 'Een groot publiek bereiken is voor mij belangrijk. Ik vind dat iedereen ervan moet kunnen genieten.'

Voor mijzelf is vooral belangrijk dat we een monument voor Menno hebben opgericht, en dat neemt niemand ons meer af. 
















vrijdag 23 oktober 2015

MENNO’S BIOGRAFIE: EEN ROLLERCOASTER VAN EMOTIES

Een dag nadat Menno Buch aan ons, het team van Buch in de bajes, had verteld dat hij nog maar een paar maanden te leven had, zat ik opnieuw bij hem en vroeg hij: ‘Wil jij een boek over mijn leven schrijven, samen met Nicole?’ Dat was een heftig moment: dat iemand je in zijn laatste fase vraagt om zijn leven op te schrijven, en dat zijn vrouw vraagt om dat samen met haar te doen. Ineens was ik onderdeel van een zeer intiem proces van twee mensen die elkaar los moesten laten…

Het idee van een boek was niet nieuw. Een jaar eerder dachten we er al over om op te schrijven wat zich allemaal achter de schermen van Buch in de bajes afspeelde. Want dat was nogal wat. Maar we hadden het te druk met het programma zelf; het plan verdween in de ijskast.
Nu haalde Menno het er weer uit, maar dan als onderdeel van een groter verhaal: zijn leven. En zoals altijd ging dat op zijn Menno’s: meteen volle actie! We waren eerder al in contact gekomen met Uitgeverij Nieuw-Amsterdam, dat voelde goed, dus maakten we een nieuwe afspraak en in no time was de deal rond en stonden we met z’n drieën samen met de uitgever en de ons toegewezen redacteur met champagne te proosten op de contracttekening. Menno regisseerde het allemaal, over zijn graf heen bij wijze van spreken.
Hij liet foto’s maken voor op de cover, die hij zelf ontwierp. Titel: Buch. Kort maar krachtig. ‘Is ook leuk voor de Duitse markt,’ grapten we, ‘dat er een boek in de winkel ligt dat Boek heet.’ Ook planden we een aantal middagen waarin hij zijn levensverhaal nog eens uitgebreid uit de doeken deed. Dat levensverhaal is tamelijk bizar. Niet voor niets is de ondertitel: ‘Hoeveel levens kun je leven?’ Op de vele avonden die we tijdens het maken van Buch in de bajes met het team in hotels doorbrachten had Menno al een aantal fraaie anekdotes verteld, maar het complete verhaal geeft pas echt goed weer wat hij allemaal heeft gedaan, beleefd, betekend, losgemaakt, in gang gezet en teweeggebracht. Nicole kende alle verhalen natuurlijk al, maar Menno wilde dat ik ze nog van hemzelf hoorde. Bovendien namen we de gesprekken op, die gebruikten we later als fundament voor het boek. Want niemand kon het zo verwoorden als Menno zelf.

BRILJANT PLAN
Nadat Menno op 8 juli 2014 overleed hebben we eerst een vierde serie Buch in de bajes gemaakt, in Rotterdam. Over de prestatie die Nicole daarmee neerzette heb ik eerder in dit blog mijn bewondering uitgesproken. De serie was nog maar net af of we zaten met z’n tweeën een paar dagen in een boerderijtje in Twente om te bedenken hoe we dit boek gingen schrijven en wat de structuur moest worden. Want gewoon chronologisch van begin tot eind, dat was ons te voorspelbaar. Het was inmiddels april en de deadline voor het manuscript was 1 augustus, als we onze gewenste release in november nog wilden halen. Krap vier maanden hadden we, voor 100.000 woorden.
We verzonnen een briljant plan: we gaan gewoon beginnen en dan zien we wel hoe het loopt.
We pakten allebei een fase van zijn leven en gingen maar gewoon schrijven. We openden een Dropbox-account waar we alles in kieperden en van elkaar lazen, en dat groeide en groeide. We maakten een lijst van mensen uit Menno’s leven en spraken of mailden met hen. Ik las, keek en beluisterde alles wat er over hem te vinden was, en Nicole tikte alles op wat ze zich kon herinneren (en dat was veel!): één grote stream of consciousness waarin ze ongelooflijk eerlijk en open was, zo eerlijk dat het af en toe pijn deed. Ze was bereid alles te geven voor het beste resultaat, en Maarten Boers, de redacteur, en ik hebben hier en daar grenzen gesuggereerd en gezegd: dit is zo persoonlijk, dit hoef je niet met de hele wereld te delen.
Nicoles schrijf- annex rouwproces hebben we een plek in het boek gegeven door elk hoofdstuk te beginnen met een tekst vanuit haar perspectief, over hoe zij het schrijven van de biografie van haar grote liefde beleefde, wat het met haar deed.

DIT ERIN, DAT ERUIT
Tijdens het schrijven gebruikten we steeds termen uit de tv-wereld: we hadden het over voor- en eindmontages, over ruw materiaal en over lassen, voice-overs, inserts en flashbacks. Onze taal. Op 8 juli was Menno een jaar dood en wilde Nicole ver weg zijn: ze ging twee weken veedrijven in de Verenigde Staten. En terwijl zij koeien naar hun bestemming dreef, probeerde ik hetzelfde te doen met de tienduizenden woorden die we op papier hadden gesmeten. Ik deed, in onze termen, een eerste eindmontage van het boek. Terug in Nederland heeft Nicole met een op de prairie frisgewaaide blik die eerste versie van het boek weer door de mangel gehaald en zo tikten we het manuscript heen en weer en kreeg het steeds meer zijn definitieve vorm, mede dankzij de waardevolle input van Maarten, die met een onafhankelijke visie de vorderingen vanaf de zijlijn gadesloeg en af en toe riep: dit erin, dat eruit. Waar we niet altijd naar luisterden natuurlijk…
Uiteindelijk hebben we op een heerlijk warme zomerdag op het strand van Zandvoort, met onze laptops op ligbedjes, het hele manuscript nog één keer doorlopen en toen hebben we het ingeleverd. Op 1 augustus. Het was een intens, heftig proces, vooral voor Nicole. Een rollercoaster van emoties, zoals de titel van een van de hoofdstukken luidt. Maar we hadden het gehaald.
Vervolgens gingen er nog een paar correctierondes overheen, de gebruikelijke finetuning. Nu ligt het bij de drukker en is het persbericht eruit. De hele wereld mag nu weten, móet nu weten, wat we tot het definitief af was stil hebben gehouden: op 24 november verschijnt Buch, de biografie van de beroemde en beruchte tv-maker, ondernemer en levenskunstenaar Menno Buch, geschreven door zijn weduwe Nicole Buch en zijn eindredacteur Edwin Gitsels. Een schitterende kroon op onze tienjarige samenwerking die we deze maand toevallig ook vieren.

Nu maar hopen dat iedereen net zo geniet van het lezen als wij hebben genoten van het schrijven…



BUCH door Nicole Buch en Edwin Gitsels verschijnt op 24 november 2015 bij Uitgeverij Nieuw-Amsterdam.
Nu al hier te reserveren!

zaterdag 18 april 2015

DE FIENALE: BIJ HET OVERLIJDEN VAN MIJN MOEDER

Op 10 april jongstleden stierf mijn moeder Fien Gitsels-Leeman op 87-jarige leeftijd. Deze 50e aflevering van de TV-Gits wil ik graag aan haar wijden middels een verkorte versie van de speech die ik tijdens haar uitvaart heb gehouden.

Als ik mijn moeder nu zou kunnen bellen, zou ik haar zeggen: “Mam, ik heb je sterfdatum even gegoogeld en het is een waardige datum voor tragische gebeurtenissen. Op 10 april 1912 bijvoorbeeld verliet de Titanic de haven van Southampton, het noodlot tegemoet. Op 10 april 1970 gingen The Beatles uit elkaar. Op 10 april 2010 was die vliegramp waarbij de president van Polen en zijn vrouw omkwamen. En op 10 april 2013 stierf, net als jij op 87-jarige leeftijd, Nobelprijswinnaar professor Robert Edwards, de geestelijk vader van de eerste reageerbuisbaby. Die man had trouwens ook vijf kinderen, net als jij.”
Ze had gesmuld van dit verhaal. Ook omdat er presidenten en professoren in voorkomen. Ze had een heilig ontzag voor hoogwaardigheidsbekleders en beroemdheden. Dat mijn zus Margot en ik in ons werk omgaan met bekende Nederlanders vervulde haar met trots. Ze liet geen gelegenheid voorbij gaan om mensen die bij haar over de vloer kwamen de video’s te laten zien van onze tv-optredens en/of –programma’s. Haar eigen moment of fame was helaas ver vóór de videorecorder: in 1967 zagen vijf miljoen kijkers hoe zij verscheen in de tv-show Het Gulden Schot, gepresenteerd door Lou van Burg, de Henny Huisman van de jaren ’60. Fien Gitsels uit Amstelveen won een stuk land in de Loonse en Drunense Duinen. 1000 vierkante meter Brabantse grond. Wat een beetje jammer was, was dat het tjokvol dennenbomen stond en het verboden was om er ook maar ééntje om te zagen. Eens in de zoveel tijd reden we er op een zonnige zondag heen om te kijken naar ma’s grootgrondbezit, er een beetje doorheen te paraderen, pannenkoeken te eten en dan maar weer naar huis. Wat moest je ermee?

HELS KABAAL
Bovendien, zondagen in de jaren '60 en '70 waren er niet voor om te ravotten in een Brabants bos. Die waren voor nette kleding, kerkgang en familiebezoek. Alle drie zijn dat symbolen voor hoe ze in het leven stond. De nette kleding die ik elke zondag verplicht aan moest en waar ik letterlijk en figuurlijk jeuk van kreeg, staan voor het grote belang van hoe de buitenwereld naar je kijkt. Zelf deed ze de hele week geen stap buiten de deur zonder er tot in de puntjes verzorgd uit te zien.
Haar geloof heeft ze ons nooit opgedrongen. Dat was typerend voor haar manier van opvoeden, bewust of onbewust: ze gaf luid en duidelijk te kennen hoe zij vond dat de dingen hoorden te zijn, hoe je je moest gedragen en welke keuzes je zou moeten maken, maar als je het tegenovergestelde deed, was dat ook prima. Hoe sterk het adagium ‘wat moet de buurt daar wel niet van denken?’ ook voor haar gold, ze stelde zonder aarzelen haar eigen huis beschikbaar als repetitieruimte voor mijn bandjes. Waardoor de hele buurt verplicht moest meegenieten van ons helse kabaal. Het kon haar niets schelen, creativiteit moest de ruimte krijgen.
En toen ik besloot halverwege met mijn universitaire studie Engels te kappen om bij - Godbetert - Drukwerk te gaan spelen, stond ze daar net als mijn vader volkomen achter. Ook al stond Drukwerk voor alles wat zij hoorde te verachten: plat Amsterdams, grof taalgebruik, rebellie tegen gezag en koningshuis en simpele drie akkoorden-herrie. Maar zij gaf het een oprechte kans en drie jaar later zat ze te stralen van trots toen we een theatertour met liedjes van de door haar bewonderde Wim Sonneveld deden, met een decor ontworpen en gemaakt door mijn vader.

GROOTSTE ANGST
Trots en angst waren de yin en yang in het leven van Fien Gitsels. Ze was trots op haar man, op haar kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen, op haar huis, op haar tuin, op haar Hoofdstadkoor (waar ze meer dan 40 jaar lid van was!), op haar smaak, op haar ideeën in cadeaus, die soms de spijker op zijn kop en soms de plank totaal mis sloegen, maar altijd origineel waren. Haar misschien wel mooiste cadeau aan mij was dat toen ik op mijn 14e als enig kind thuis overbleef, ze een fantastische hond voor me kocht. Jarenlang waren we onafscheidelijk, als een soort Kuifje en Bobbie.
Ze had veel om trots op te zijn. Maar ze was ook bang, bang om alles te verliezen. Angst om haar man kwijt te raken vertaalde zich in jaloezie en driftbuien, angst voor het stilvallen van gesprekken bezwoer ze door continu rond te draven met eten en drinken, en door iedereen te overladen met foto’s, knipsels en video’s, angst om te falen vertaalde zich in een onwaarschijnlijke werkethos. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat was ze bezig met het huishouden, ze kookte, waste en poetste maar door, en rond haar 50e ging ze zelfs voor het eerst in dertig jaar weer buiten de deur werken, als medisch dictafoniste; regelmatig zat ze thuis nog tot 10 uur ’s avonds door te tikken. Altijd, echt al-tijd bezig. Ik heb het niet van een vreemde, zeg maar…
Maar de grootste angst voor een moeder is natuurlijk een kind verliezen. Het is haar 11 jaar geleden overkomen en ze heeft het op bewonderenswaardige wijze ondergaan en verwerkt.

DEMENTIE
De mooie kant van haar dementie was dat alle angsten verdwenen. Ze heeft haar leven lang mensen nooit aangekeken tijdens gesprekken; de laatste jaren keek ze je doordringend recht in de ogen. Hoe ze er uit zag boeide haar niet meer, en ze lachte veel. Ze straalde meer rust uit dan ooit tevoren. Ze veranderde in haar eigen tegenpool, maar gelukkig ze bleef ons tot op het laatst herkennen en van ons genieten, dat veranderde nooit.
Mijn broer, zussen en ik gaan met z’n vieren verder, natuurlijk met onze partners en alle klein- en achterkleinkinderen. Ons middelpunt is er niet meer, maar haar nagedachtenis zullen we tot in lengte der dagen middels onze onderlinge band blijven eren. Zoals zijzelf deed middels haar trouwe zondagse familiebezoeken. Van de generatie van mijn moeder is niemand meer over; zij was de laatste tante, zij heeft het licht uitgedaan, en ze is nu herenigd met haar broers en zussen, met haar zwagers en schoonzussen, en natuurlijk met haar eigen man en haar oudste dochter, in het Grote Energieveld.

Als mijn moeder mij nu zou kunnen bellen, zou ze waarschijnlijk net als in onze vele telefoongesprekken, weer die vraag hebben gesteld die ze zo vaak stelde: ‘Weet je wie er nu weer dood is?’

Ja mam, ik weet wie er dood is. En ik zal je heel erg missen…


maandag 6 april 2015

MENNO & NICOLE: TWEE ZIELEN, ZELFDE MISSIE

Ik zal vast iets verklappen over de laatste aflevering van Buch in de bajes IV: Rotterdam die op 30 april aanstaande wordt uitgezonden:  het nummer waarmee het allerlaatste item van deze serie wordt ondersteund, is ‘Time flies’ van de briljante band Porcupine Tree. Dat is geen willekeurige keuze (zoals geen enkele snipper muziek in Bidb een willekeurige keuze is): ‘Time flies’ staat symbool voor hoe het hele productieproces van deze serie werkelijk is omgevlógen!

Het is bijna niet voor te stellen dat het alweer bijna een half jaar geleden is dat we onze intrek namen in de Rotterdamse gevangenis De Schie. Op dat moment hadden we geen idee wat er allemaal op ons pad zou komen. We wisten niet dat onze camera door een gedetineerde gesloopt zou worden (zie aflevering 2), we wisten niet dat Nicole een paar uitgebreide interviews met jongemannen die vastzitten op de Terroristen Afdeling zou hebben, die vervolgens niet uitgezonden mochten worden (zie aflevering 4), en we wisten niet dat we een paar vurig gewenste onderwerpen in vervulling zouden zien gaan, zoals een gesprek met iemand die levenslang heeft (zie aflevering 1), meegaan met een gevangene op begeleid verlof (aflevering 5 aanstaande donderdag), en het volgen van iemand die een enkelband om krijgt (aflevering 7 en 8). Dat is waarom het maken van Buch in de bajes elke keer zo’n fantastisch avontuur is: omdat Menno en Nicole het altijd hebben aangedurfd om de controle compleet los te laten en gewoon te zien wat er gaat gebeuren. Er is geen script, geen scenario, geen draaiboek, er is alleen maar oprechte interesse en nieuwsgierigheid en een ongekende drive om een aantal maanden lang zoveel mogelijk vast te leggen van die fascinerende wereld binnen de gevangenismuren (en dit seizoen deels ook daarbuiten). Dat resulteert in een enorme stapel disks met zo’n 100 uur materiaal. Aan mij dan de schone taak om daar 8 afleveringen van 45 minuten uit samen te stellen. Een groot voorrecht en geweldig om te doen.

OVER DE DOOD HEEN
Wat we in het begin ook niet wisten, was hoe er gereageerd zou worden op Nicole in de rol van Menno. Al snel werd duidelijk dat de meeste gedetineerden in de Rotterdamse P.I. veel respect hadden voor Menno en het prachtig vonden dat Nicole in zijn voetsporen is getreden. In de serie zijn daar ook een paar voorbeelden van terug te zien. Komende donderdag is er bijvoorbeeld een man die een kunstwerk voor Nicole heeft gemaakt vol symbolen die verwijzen naar deze transitie.
Wat ik ook tekenend vond was een fragment van het gesprek dat Nicole had met een gedetineerde, een stukje dat uiteindelijk de uitzending niet haalde, maar in dit kader veelzeggend is.
Man: ‘Als je man nu hier was, zat hij gewoon op de box hier in mijn cel te praten en grappen te maken. Ja, dat was hem. Maar ook al is hij er nu niet, hij is er wel. Weet je, je hoeft hem niet te zien, maar hij is het wel eens met waar we over praten.’
Nicole: ‘Dat zie jij goed.’
Man: 'Dat vind ik mooi van jou, jij heb het toch doorgezet, weet je.’
Nicole: ‘Daarmee wil ik hem voort laten leven.’
Man: ‘Niet alle vrouwen zijn zo, weet je. Misschien had een andere vrouw haar man na twee weken vergeten. Die man is dood en ze hebben zo een ander.’

Dit fragment zegt natuurlijk minstens zoveel over de wereld waar deze man in leeft als over Menno en Nicole, maar wat hij zegt over Menno’s aanwezigheid zonder dat hij er fysiek was, slaat de spijker op zijn kop. Zo voelde het tijdens het hele proces: we wisten heel goed hoe hij op bepaalde dingen zou reageren, en welke keuzes hij zou maken, waardoor hij over de dood heen ook op deze serie een enorme stempel heeft gedrukt.


IN DE GEEST VAN MENNO
Al meteen tijdens de eerste uitzending werd op Twitter duidelijk dat de 1,3 miljoen kijkers dat herkenden en aanvoelden. Een greep uit de tsunami aan reacties:
- Respect! Zonder Menno en dan toch zorgen dat het voelt alsof hij er ook bij is… Haar doel is bereikt.
- Stoere Nicole. Top uitzending! Wat zal Menno trots op haar zijn.
- Respect voor Nicole Buch. 100% in de geest van Menno gemaakt.
- Je krijgt toch een beetje het idee dat Menno nog niet helemaal dood is, maar nog meedoet in Buch in de bajes.
- Klinkt het raar als ik zeg dat je niet in de gaten hebt dat Menno de vragen niet stelt maar Nicole ?

- Wij kijken weer! Menno kijkt ook vanaf zijn wolk mee!
- Mevrouw Buch doet het net zo goed als meneer, wat een prachtvrouw!
- Ik mis je Menno, maar zo mooi dat je vrouwtje dit voortzet.
- Nicole, je bent een ware opvolger. Menno zou trots op je zijn.
- Respect, mooi, in de lijn van Menno. Twee zielen, zelfde missie, lijkt me.

PUUR OP INTUÏTIE
Persoonlijk vind ik nog het allerstoerst van Nicole dat als je naast haar naar de uitzending zit te kijken en ze volgt de reacties op Twitter, ze niet bovenstaande tweets voorleest, maar hard lachend juist zo eentje als deze: 
“Sorry, maar ik vind er echt geen reet aan.”
Dat is haar geheim: ze doet het gewoon, puur op intuïtie, en iedereen moet er vervolgens maar van vinden wat hij ervan vindt. Dat voelt het overgrote deel van de kijkers haarfijn aan: het is haar niet te doen om alle bijval en waardering, hoe geweldig en eervol ook, maar om het erfgoed van haar grote liefde levend te houden. Daar is ze met vlag en wimpel in geslaagd.





zondag 8 maart 2015

‘MIJN LICHAAM ZIT VAST, MAAR MIJN GEEST IS VRIJ’


De zin die het meest indruk op mij maakt in de eerste aflevering van Buch in de bajes 4: Rotterdam die komende donderdag wordt uitgezonden, is: ‘Ik was 29 toen ik hier binnenkwam; ik ben nu 42.’ Aldus Ed, veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf.

Waarom komt juist die zin zo bij mij binnen, en niet bijvoorbeeld: ‘Als je mij 50.000 Euro geeft, maak ik iemand voor je af’,  of ‘Ik ben niet bang om dood te gaan; het is buiten eten of gegeten worden.’ Deze quotes maken meteen duidelijk dat we in Rotterdam een heel ander slag gedetineerden zijn tegengekomen dan in de vorige series. Echt zware jongens zitten hier, met straffen van 6, 9, 12, zelfs 18 jaar. Dan zit je niet voor zweetvoeten, zoals men dat in de gevangeniswereld pleegt uit te drukken. Dan is de kans groot dat je veel leed hebt berokkend aan je medemens. En inderdaad, ze zitten voor afpersing, overvallen, mishandeling, dat soort zaken. Vrijwel altijd op jacht naar geld. Veel geld, snel geld. Omdat hun moeder in Curacao het arm heeft bijvoorbeeld, of omdat hun baas ze weigerde hun salaris uit te betalen, waardoor ze voor eigen rechter zijn gaan spelen.

DODELIJKE SLACHTOFFERS
Ook Ed was betrokken bij een overval. Samen met twee anderen ging hij gewapend ergens op af, en daar zijn dodelijke slachtoffers gevallen. Alle drie de daders zijn veroordeeld. Ed kreeg levenslang, maar hij is onschuldig, zegt hij, want voordat die overval uit de hand liep en er werd geschoten, was hij er al vandoor gegaan. Zegt hij. Ik weet niet of het waar is. Het is ook niet het doel van ons programma om uit te zoeken of dingen kloppen. Menno zei altijd: Ik ben geen Peter R. de Vries of John van den Heuvel, ik laat iedereen zijn eigen verhaal doen. Of Ed nu schuldig of onschuldig is, dat heeft met de oorzaak dat ik de kriebels kreeg van zijn uitspraak ‘Ik was 29 toen ik hier binnenkwam; ik ben nu 42’ niet echt iets te maken. Eerder in het gesprek zei hij tegen Nicole: ‘Ik zit hier nu 13 jaar.’ Dat zegt hetzelfde, maar dat drong nog niet ineens zo tot me door. Maar als je die leeftijden hoort… 
Als je dan denkt aan wat je zelf in die tijd allemaal hebt gedaan en meegemaakt. Tussen mijn 29e en mijn 42e maakte ik de overstap van bladenmaker naar tv-maker, heb ik tientallen programma’s gemaakt - slechte en goede -, een nieuw huis gekocht, reizen en tripjes gemaakt, honderden mensen leren kennen, honderden feestjes, etentjes, stapavonden meegemaakt, mooie gesprekken gevoerd, lief en leed gedeeld met vrienden en familie, vier auto’s versleten. En Ed zat tussen zijn 29 en 42e in zijn eentje in zijn cel, met het vooruitzicht dat hij daar de rest van zijn leven ook zal moeten zitten. Hoe trek je dat?

‘IK BUIG WEL, MAAR IK BREEK NOOIT’
Dat is ook een van de vragen die Nicole hem stelt. Hij beschrijft heel mooi hoe hij verschillende fases doorliep in dat verwerkingsproces. Eerst agressief, dan depressief, en toen kwam er een vorm van acceptatie. Maar tot op de dag van vandaag is hij aan het vechten om zijn gelijk te krijgen en zijn onschuld te bewijzen. Ik denk dat dat een manier van overleven is; de hoop opgeven is geen optie.  ‘Ik buig wel, maar ik breek nooit,’ zegt Ed.
Er zijn ook meerdere gevangenen die tegen Nicole zeiden: Mijn lichaam zit gevangen, maar mijn geest is vrij. Dat zou waarschijnlijk ook mijn manier zijn om ernaar te kijken als ik vast zou komen te zitten. Maar met het maken van deze vierde serie Buch in de bajes heb ik ervaren dat gevangenisstraf in zo’n stadsbajes als deze, waarbij je middenin het volle leven zit maar er part noch deel aan hebt, waar je tussen de meest gewelddadige, agressieve en meedogenloze types zit en waar ik de geur, de geluiden en de claustrofobische sfeer na drie maanden al helemaal zat was – en dan mochten wij nog elke avond naar ons hotel om de hoek - , iets is om tegen elke prijs te vermijden.
Dat geldt overigens niet voor de achtdelige serie die wij over deze PI Rotterdam hebben mogen maken. De reacties van het handjevol mensen dat de eerste twee afleveringen al heeft gezien zijn uitermate enthousiast. En dat is vooral te danken aan Nicole, die de rol van Menno op verbluffende wijze, zonder enige ervaring, op zich heeft genomen en ook nog heeft gecombineerd met het producentschap van deze reeks. Ik werk eind dit jaar 10 jaar met haar samen, maar dat ze zich deze zware dubbelrol in zo’n razend tempo eigen heeft gemaakt, met een onwaarschijnlijke drive en moed, heeft ook mijn stoutste verwachtingen overtroffen. Het woord is nu aan de kijker.

Buch in de bajes 4: Rotterdam, elke donderdag om 21.30 u, RTL4.


Overleg in de mobiele montageset in de PI Rotterdam. V.l.n.r.: Nicole Buch, editor Bram Slinger en schrijver dezes.

vrijdag 30 januari 2015

HET GROTE, BELANGRIJKE VERHAAL

Er was eens, in een land ver van hier, een jongeling die een Verhaal had. Niet zomaar een Verhaal, nee, een Groot, Belangrijk Verhaal. De jongeling woonde alleen in een huisje op een akker, en elke dag ging hij de stad in en riep: ‘Mensen, ik heb een Verhaal! Kom luisteren naar mijn Grote, Belangrijke Verhaal.’ Maar niemand luisterde. Iedereen ging door met waar hij of zij mee bezig was. 

De mensen mochten de jongeling niet zo. Hij zei altijd dat de dingen anders waren dan iedereen dacht, en daar houden de meeste mensen niet van. ‘Hoezo is alles anders dan ik denk?’, riepen ze dan. ‘Denk je dat ik dom ben of zo?’ Daar hadden de mensen wel een punt: de jongeling dacht inderdaad dat ze dom waren. Daarom had hij ook weinig vrienden, want niemand begreep hem.
Vroeger op school had hij al weinig vrienden. Hij vond school ook dom. Zelfs de leraren waren dom. Ze begrepen niet dat de wereld heel anders in elkaar zat dan ze aan hem en zijn klasgenoten vertelden. Hij noemde de school een ‘zinkend schip’. Eén klasgenoot vond dat wel apart. Hij vroeg aan de jongeling: ‘Hoezo een zinkend schip? Wat heeft een schip met een school te maken?’ ‘Ehh.. , ‘ zei de jongeling, ‘nou… eh… het is met allebei: als je er te vroeg uitstapt, loopt het slecht met je af!’ ‘Jaja,’ zei de klasgenoot, en liep snel een andere kant op.

HET PALEIS VAN DE KONING
Na zijn schooltijd was de jongeling gaan studeren. Iets heel ingewikkelds, met techniek en moleculen en zo. Eigenlijk begreep niemand er iets van. De jongeling had niet anders verwacht, met al die domme mensen die er zijn. Hij vond de mensen niet alleen dom, maar ook slecht gekleed. Daar hield hij niet van. Zelf droeg hij altijd een net pak. Behalve dat pak bezat hij niet veel, al had hij wel een Hoge Pet van zichzelf! Die had hij elke dag op. En wat hij dus óók had, was een Verhaal. Een Groot, Belangrijk Verhaal. En hij vond het nu toch wel tijd worden dat het hele land dat Verhaal te horen kreeg. Want anders liep het slecht af met het land.

Wat te doen? Er moest toch een manier zijn de mensen naar hem te laten luisteren? Opeens wist hij het: hij ging het aan de koning vertellen. Als de koning het Verhaal had gehoord, zou die het zeker aan het hele land doorvertellen. Maar hoe kwam hij bij de koning? De Poortwachters van het paleis zouden hem beslist tegenhouden. Hij bedacht een plan. Hij had gehoord dat er in een ander, ver land twee broers een kasteel waren binnengedrongen en daar een heleboel mannen hadden doodgemaakt. Die mannen hadden tekeningen gemaakt die ze niet mooi vonden of zoiets. Hij wist er het fijne niet van, en hij had ook helemaal geen zin om iemand dood te maken. Maar hij snapte wel: als je dréigde om iemand dood te maken, dan kwam je overal binnen! Zelfs in de Nationale Paleis Organisatie (NPO), via de Nagenoeg Onoverbrugbare Slotgracht (NOS). 

VRIENDEN MET ZWAARDEN
De volgende dag ging de jongeling naar een Feestartikelenzaak en kocht daar een Plastic Zwaard. Zo, dacht hij tevreden, nu komen die Poortwachters jammerlijk te pas! Met gezwinde spoed ging hij naar het paleis van de koning. Tot zijn niet geringe verbazing was de slotbrug neergelaten en was er geen Poortwachter te bekennen. Hij kon zo naar binnen lopen! Hij dwaalde een tijdje door het kasteel, op zoek naar de koning. Er waren wel mensen in het paleis die hem zagen lopen, maar die dachten: die hoort hier natuurlijk. In zijn nette pak, met zijn zwaard, en die Hoge Pet van zichzelf.

Na een tijdje was de jongeling het beu. Hij stapte op een lakei af, hield zijn zwaard in de lucht en zei: breng me naar de koning! De lakei zei: Ik wil vanavond graag naar huis, als u het niet erg vindt. Daarna bracht de lakei hem naar een ridder. De jongeling gaf de ridder een brief waarin stond dat hij een Groot, Belangrijk Verhaal voor de koning had en dat hij heel veel vrienden had met zwaarden en pijl-en-bogen en zo. Dus dat hij maar beter kon doen wat hij zei. Jaja, knikte de ridder, en belde de Nationale Garde. Die was binnen 10 minuten ter plekke, pakten de jongeling in de kraag van zijn nette pak en gooiden hem in een kerker. De rest van de avond zaten alle koningen van alle omringende landen met elkaar te praten over hoe geschrokken ze waren en dat er meer Poortwachters moesten komen. En dat de wereld naar de Verdommenis ging, maar dat ze heus niet bang waren en gewoon op de fiets naar hun paleizen zouden blijven gaan. Daarna gingen ze naar bed.

DE NACHTWAKER
Toen het hele land lag te slapen, brandde er achter één heel laag raampje van het kasteel nog licht. Daar zat de Nachtwaker bij een kaars naar de deur van de kerker te kijken. Opeens hield hij het niet meer, pakte zijn sleutelbos, opende de deur en vroeg aan de jongeling die slaperig zijn hoofd oprichtte: “Wat was nou dat Verhaal? Dat Grote, Belangrijke Verhaal?” “Heb je effe?”, vroeg de jongeling. ‘Ik heb de hele nacht,” zei de Nachtwaker. De jongeling kwam overeind, klopte het stof van zijn nette pak, ging er eens goed voor zitten en zei: “Goed dan. Luister.” En hij vertelde...

“Er was eens, in een land ver van hier, een jongeling die een Verhaal had. Niet zomaar een Verhaal, nee, een Groot, Belangrijk Verhaal…”




zondag 25 januari 2015

DE LLINK TUSSEN WILLEM & DREES EN DE POSTCODELOTERIJ



De laatste programmaserie die Llink in de zomer van 2010 uitzond voordat de stekker uit dat groene omroepje ging was De Vlinderrevolutie, een achtdelige reeks over wereldverbeteraars die ik heb mogen bedenken en maken. 
De titel verwees naar ‘the butterfly effect’, een in 1961 (mijn geboortejaar!) door wiskundige Edward Lorenz bedacht meteorologisch begrip. Lorenz had een computerprogramma ontwikkeld om het weer op lange termijn te voorspellen. Hij ontdekte dat een minieme verandering in de ingevoerde beginwaarden in luttele dagen een tegenovergestelde uitkomst kon opleveren, met andere woorden: de vleugelslag van een vlinder kan uiteindelijk een tornado veroorzaken.

WILLEM & DREES
Deze metafoor gebruikte ik om 24 pioniers te portretteren die zich met hart en ziel inzetten om positieve veranderprocessen in beweging te zetten. Zij waren de vlinders die met hun vleugelslagen in potentie revolutionaire resultaten konden behalen. In elke aflevering stond één thema centraal, zoals biodiversiteit, klimaat, voeding, energie of mensenrechten; de drie geportretteerden waren mensen van over de hele wereld die zich voor dat specifieke onderwerp inzetten. Sommigen waren net begonnen, anderen waren al succesvol, zoals Wubbo Ockels, inmiddels voor eeuwig de ruimte in, de Oscarwinnende, Amerikaanse documentairemaker Louie Psihoyos, en medebedenker en –oprichter van de Nationale Postcode Loterij Boudewijn Poelman.

Soms komen dingen mooi bij elkaar. Mijn lieftallige echtgenote en ik hebben afgelopen maand in diezelfde Postcode Loterij drie Willem & Drees verskratten gewonnen. Dat zijn kratten met vers, seizoensgebonden, veelal biologisch eten van Nederlandse bodem, samengesteld door Willem Treep en Drees Peter van den Bosch. Deze twee mannen richtten in 2009 hun bedrijf Willem & Drees op met als doel om supermarkten te voorzien van producten van boeren uit de directe omgeving om zo tegenwicht te bieden aan het energieverslindende, milieuvervuilende gesleep met voedsel over onze aardbol en bij te dragen aan een directere band tussen consument en het geconsumeerde. Weet wat je eet, met andere woorden. Toen ze nog geen jaar bezig waren gingen wij voor De Vlinderrevolutie met de camera bij hen langs. Zij hadden de metamorfose van rups naar vlinder nog maar net achter de rug, zeg maar.

EERLIJK ETEN
En nu zijn zij de Ben & Jerry van lokale groenten en fruit. Eerlijk eten, zo heet dat. Dus geen witwassende wortelen, rovende raapstelen, belastingontduikende broccoli, zwendelende zwarte bessen, afpersende sinaasappelen, of ander niet te pruimen frauderend fruit of graaiende groenten. Alles wat deze toffe peren leveren is puur, gezond en veel smaakvoller dan het doorsnee supermarktspul. Ze leveren inmiddels aan Jumbo, Coop, C1000 en Spar. En sinds afgelopen oktober kun je hun verse waar ook online te bestellen en thuis laten bezorgen. We hebben de krat tot op de bodem leeggepeuzeld: de pompoen is in de soep gelopen, de bosvruchtenjam is 'm gesmeerd op het biologische Willem & Drees-brood, en aardappelen en pastinaak verloren zich in een stevige stamppot. Het was allemaal smullen. De volgende krat herbergt ook weer allerlei heerlijks: paarse, gele, witte en oranje penen uit Sexbierum, Chinese kool uit Biddinghuizen en paté uit Woudenberg. Voor de vrije uitloopeitjes heeft geen haan de kraaienmars geblazen: bij pluimveebedrijf De Lankerenhof in Voorthuizen laten ze de mannelijke kuikens gewoon in leven. 

Goed om te zien – en te proeven - dat Willem & Drees het gered hebben en dat hun mooie initiatief nog steeds groeit. Ik hoop dat De Vlinderrevolutie daar een beetje aan bijgedragen heeft. Misschien hebben wij wel de Llink gelegd tussen hen en de Postcode Loterij, al is het onbewust. Toen ik onlangs in het Evoluon in Eindhoven Willem Treep tegenkwam op een voedingsbeurs aldaar, was hij in ieder geval nog steeds enthousiast over het portret dat wij van hen gemaakt hadden. ‘Wel jammer dat er geen hond naar gekeken heeft, tegenover het WK Voetbal in Zuid-Afrika.’ 

Dat is waar, De Vlinderrevolutie zelf heeft zich helaas niet ontpopt tot een tv-tornado. Maar ik denk er met warmte en dankbaarheid aan terug, want het was een feest om te maken, samen met Julie Pagnier, Rowan Moore, Eelke Bokelman, Hinke Brinkman, Joost Bouwmeester, Robert Dokter en Georgina Verbaan. Door zulke prachtprojecten blijf ik verliefd op mijn vak. Vlinders in m’n buik, dus…




zaterdag 10 januari 2015

DE EINDREDACTEUR VAN CHARLIE HEBDO


Toen Nu.nl mijn smartphone liet trillen met het nieuws dat twee met Kalasjnikovs gewapende mannen alle aanwezigen op een redactievergadering van het Franse blad Charlie Hebdo hadden geëxecuteerd als wraakoefening voor de publicatie van  een aantal spotprenten, zei ik tegen mijn editor Bram: Zie je wel, teveel vergaderen is dodelijk.
In werkelijkheid zei ik dat niet – ik was geschokt en woedend en me scherp bewust van het feit dat ik me op slechts twee minuten lopen van de terroristenafdeling in de Rotterdamse gevangenis bevond; hoe zouden die heren op dit bericht reageren? -, maar ik had het mògen zeggen, want dat is een verworvenheid van de democratie. Cynische grappen kunnen weinig smaakvol zijn, slecht getimed, gevoelloos, niet grappig ook (Dat moet ik wel zeggen, er zijn veel rake exemplaren tussen de kogelregen aan cartoons die op de aanslag volgde, maar opmerkelijk weinig grappige; blijkbaar had die kernvoorwaarde van een spotprent even geen prioriteit meer), maar elk individu heeft het recht om ze te maken. Voel je je beledigd, gekwetst, of aangevallen door satire of spot, dan kun je terugslaan met humor, een ingezonden brief sturen of zelfs naar de rechter stappen. En anders is er altijd nog het reisadvies van burgemeester Aboutaleb: rot dan maar op.

Die setting, een redactievergadering, was wel precies het detail waardoor het voor mij gevoelsmatig erg dichtbij kwam allemaal. Want ik heb in mijn leven al honderden redactievergaderingen bijgewoond. Ik had daar in theorie tussen kunnen zitten. Dat kwartje viel niet meteen: in eerste instantie moest ik denken aan mijn oude maatje Marco Lap, met wie ik ooit de strip Mook maakte en die de afgelopen jaren cartoons tekende voor de Sp!ts. Stel dat hij ooit op een paar te lange tenen is gaan staan, dan komen de jihaatbaarden misschien wel bij hem langs.
Maar toen ik het artikel ‘Wie zijn de slachtoffers van de aanslag op Charlie Hebdo?’ las, zag ik in het rijtje staan: Mustapha Ourrad, eindredacteur. Geboren in Algerije, toen dat land nog onder Frankrijk viel. Al 30 jaar Parijzenaar, maar sinds vorig jaar pas trots bezitter van de Franse nationaliteit. Hij leerde zichzelf het redacteursvak en wist een baan bij Larousse, uitgever van naslagwerken, te bemachtigen. 15 jaar geleden switchte hij naar Charlie Hebdo. Een parttime baan, die hij combineerde met eindredactie van een tijdschrift over solidariteit in de zorg. Solidariteit in de zorg! Echt iemand die met je met grof geweld moet afmaken.
Ik stel me zo voor dat Mustapha ooit heeft overlegd met zijn beide hoofdredacteuren op welke dagen hij het best op welke redactie kon zijn. ‘Op woensdagen hebben we redactievergadering,’ zeiden ze dan bij Charlie Hebdo. ‘Dus dan zou het wel fijn zijn als je…’  


Mustapha Ourrad was Berber, maar hij was geen moslim. Hij was humanist, vader, belezen, hield van cultuur en filosofie, was vrij stil en praatte al helemaal nooit over zichzelf. Hij was als jongvolwassene Algerije ontvlucht vanwege het repressieve regime. Hij zocht de vrijheid, la liberté. Hij kon zich dan ook vinden in het vrijheidsideaal van Charlie Hebdo. Hij was een freelance eindredacteur van in de vijftig met een passie voor taal. Net als ik.
Totdat twee gestoorde gekken de vrijheid namen hem een kogel door zijn hoofd te jagen. En dat verdomme net een week voordat de oplage van Charlie Hebdo van 60.000 naar 1 miljoen ging. Hoeveel pech kun je hebben?

(Dat was ook weer een grap, mensen, kom op, we moeten wel blijven lachen. Je suis Charlie!)