Wat mij al snel opviel in de bajes van Almere bij het maken van Buch in de bajes, was dat de gedetineerden door het personeel worden aangesproken met ‘u’ en ‘meneer’. Ik heb daar verder geen oordeel over, het is een gegeven. Professionele afstand, vermoed ik. Een gegeven dat wel voor de nodige communicatiestoornissen zorgde, want als wij tegen een bewaarder of een afdelingshoofd zeiden: ‘We komen voor een interview met Volkan’ of ‘Is Yasin al uit de iso?’, dan hadden ze geen idee over wie we het hadden. Zij kennen de voornamen van hun tijdelijke bewoners niet.
Gelukkig zijn er ook een aantal bij wie we dat probleem niet hadden. Ze dragen namen als Kongo of Portis of Saddam, en ze worden door het personeel Meneer Kongo, Meneer Portis of Meneer Saddam genoemd. Dus wisten we over en weer altijd over wie we het hadden. Nog belangrijker: de kijker kan het beter volgen. Alle boeven moeten geblurd worden, dus een herkenbaar etiket middels een naam is dan wel een handig middel tot identificatie, zeker bij gedetineerden die in meerdere afleveringen terugkeren. ‘Ah, die vlek is die Portis weer die vorige week helemaal uit zijn plaat ging!’ Helder en duidelijk.
Not.
Er had natuurlijk een lichtje bij ons moeten gaan branden. Waaróm worden ze Meneer Kongo, Meneer Portis of Meneer Saddam genoemd? Omdat dat hun achternamen zijn, dummy. En wij mogen geen achternamen gebruiken, een verschijnsel dat we allemaal kennen uit de media waar we lezen en horen over Willem H., Volkert van der G., Keith B. en Robert M. Dus als Menno tegen Meneer Kongo zegt: ‘Hé, Kongo, hoe was het op de rechtbank?’, dan moeten we Kongo wegknippen of –piepen. Met als gevolg dat je helemaal geen naam meer hebt om iemand mee te duiden. Behalve in de naamtitel dan. Maar dan staat er Ardin K. of Virgil P., terwijl helemaal niemand hen ooit Ardin of Virgil noemt. Eigenlijk zinloos. Ze zijn zélf bijna vergeten dat ze zo heten.
Wat mij fascineert is: hoe komt het dat hun achternaam hun roepnaam is geworden? Wij kennen wel Prince, Madonna, Gordon, Anouk, kortom: mensen die beroemd zijn geworden met alleen hun voornaam en van wie de achternaam (respectievelijk Nelson, Ciccone, Heuckeroth en Teeuwe) vrijwel onbekend is. In sport en politiek is het gebruik van alleen de achternaam wel gangbaar: Cruyff, Wilders, Teeven, Gullit, Rutte, Balkenende, Van Basten, etc. Maar ik denk niet dat Estelle thuis zegt: ‘Gullit, wil je nog koffie?’ of ‘Gullit, zet jij de vuilnisbak even buiten.’ Bij Kongo, Portis en Saddam is dat dus wel het geval: iedereen noemt ze zo, vrienden en familie incluis. Wonderlijk.
Bij Portis heeft het trouwens een aardig bijkomend voordeel. Hij vertelt vanavond op tv aan Menno: ‘Mijn broers, neven, ooms zitten ook vast in dezelfde zaak. 10 man in totaal.’ Vrouwenhandel, overigens. En als die verdachten allemaal Portis heten, dan heeft Justitie daar een leuke kluif aan! Officier: ‘Heeft Portis u achter de ramen gezet?’ Getuige: ‘Nee, Portis niet. Het was Portis. Samen met Portis.’
P.S. De namen Kongo, Portis en Saddam zijn - uiteraard - gefingeerd.
zondag 29 april 2012
zondag 15 april 2012
Buch in de bajes
Vanavond wordt op RTL4 dan eindelijk de eerste aflevering van Buch in de bajes uitgezonden , de 8-delige serie waarin we het dagelijks leven in de gevangenis van Almere laten zien. Ik zeg 'eindelijk', omdat het al zo'n 5 maanden geleden is dat ik door Nicole, de vrouw van Menno Buch, werd benaderd of ik de eindredactie van dit programma wilde doen. Op dezelfde dag kreeg ik te horen van zowel SBS Producties als CCCP dat ik de eerste maanden van 2012 voor ze kon komen werken, maar ik heb er geen seconde over getwijfeld: Buch in de bajes, dat is wat ik ga doen!
Op 23 januari hebben Menno, Nicole, productieleider Mark van Wengen, productie-assistent Luuk Kuijpers en ik onze intrek genomen in een kantoor in de Penitentiaire Inrichting Almere. Voordat we überhaupt een camera uit de kist haalden, hebben we eerst ruim een maand rondgelopen en uitgebreid gesproken met directie, staf, bewakers, beveiligers, geestelijk verzorgers, de tandarts, de dokter, de bibliothecaresse, de kapster, enzovoorts. En natuurlijk met gedetineerden. Dat is wel even wennen, kan ik je vertellen, om te socializen met mensen die verdacht worden van zaken als moord, doodslag, vrouwenhandel, gewapende overvallen, of kindermisbruik. Maar dat was het doel van die eerste periode: wij moesten aan hen wennen, zij aan ons. Zodat op het moment dat we echt gingen filmen niemand meer opkeek van onze aanwezigheid.
BIZAR SCHOUWSPEL
Nog even terug naar het allereerste begin: op de eerste dag dat ik 's ochtends om half 9 door onze begeleider Hans Böke naar mijn werkplek werd begeleid, werden we verzocht even te blijven staan en de gang vrij te houden. Er werd net een gedetineerde door het Interne Bijstands Team (een soort eigen gevangenis-M.E.) naar de isolatiecel gebracht. Het gaf het gevoel alsof je voor de spoorbomen staat te wachten tot er een trein voorbijkomt. En toen het menselijke treintje inderdaad voorbijkwam, was dat een nogal bizar schouwspel. Er liepen zes met helmen, wapenstokken en schilden uitgeruste bewakers voorbij met tussen hen in een schriel Marokkaans ventje van rond de 20, met een grote grijns op zijn gezicht. Waar is dat voor modig, vroeg ik me af. Een beetje dat beeld van het kanon en de mug. Enfin, het zal wel zo horen, gedurende de research komen we er wel achter wat er ten grondslag ligt aan dit protocol.
SILENCE OF THE LAMBS
Diezelfde middag werden we meegenomen om een kijkje te namen op de isolatie-afdeling. Ondanks de redelijk vrolijke, zachte kleuren waarmee wanden en deuren geschilderd zijn, een naargeestige afdeling. Al bij binnenkomst werden we geconfronteerd met een hels kabaal: in één van de cellen stond iemand te schreeuwen en te tieren en tegen de deur te beuken. Zo'n deur zou in een flinke bankkluis niet misstaan, maar toch schudde het gevaarte heen en weer van het geram van die opgesloten woesteling. Ons werd uitgelegd dat het Interne Bijstands Team wederom was opgeroepen om de directeur te beschermen bij het betreden van de cel; hij ging de woesteling uitleggen dat als hij niet ophield met die herrie, hij er nog een paar dagen iso bij kon krijgen. Je begrijpt dat wij inmiddels het gevoel hadden dat we middenin een thriller à la Silence of the Lambs waren beland.
DOOR HET LINT
Lang verhaal kort: het IBT arriveert, de cel wordt opengemaakt en wie zien we? Datzelfde schriele Marokkaantje dat we die ochtend door de gang hadden zien lopen temidden van zes stoomlocomotieven. Totaal door het lint! En dan begrijp je ineens waarom zo'n overwicht nodig was.
Vanavond in de eerste aflevering zien we - onder andere - een soortgelijk tafereel. Alleen gaat het dit keer niet om een schriel mannetje, maar om een boom van een vent van tegen de twee meter... Veel kijkplezier!
Op 23 januari hebben Menno, Nicole, productieleider Mark van Wengen, productie-assistent Luuk Kuijpers en ik onze intrek genomen in een kantoor in de Penitentiaire Inrichting Almere. Voordat we überhaupt een camera uit de kist haalden, hebben we eerst ruim een maand rondgelopen en uitgebreid gesproken met directie, staf, bewakers, beveiligers, geestelijk verzorgers, de tandarts, de dokter, de bibliothecaresse, de kapster, enzovoorts. En natuurlijk met gedetineerden. Dat is wel even wennen, kan ik je vertellen, om te socializen met mensen die verdacht worden van zaken als moord, doodslag, vrouwenhandel, gewapende overvallen, of kindermisbruik. Maar dat was het doel van die eerste periode: wij moesten aan hen wennen, zij aan ons. Zodat op het moment dat we echt gingen filmen niemand meer opkeek van onze aanwezigheid.
BIZAR SCHOUWSPEL
Nog even terug naar het allereerste begin: op de eerste dag dat ik 's ochtends om half 9 door onze begeleider Hans Böke naar mijn werkplek werd begeleid, werden we verzocht even te blijven staan en de gang vrij te houden. Er werd net een gedetineerde door het Interne Bijstands Team (een soort eigen gevangenis-M.E.) naar de isolatiecel gebracht. Het gaf het gevoel alsof je voor de spoorbomen staat te wachten tot er een trein voorbijkomt. En toen het menselijke treintje inderdaad voorbijkwam, was dat een nogal bizar schouwspel. Er liepen zes met helmen, wapenstokken en schilden uitgeruste bewakers voorbij met tussen hen in een schriel Marokkaans ventje van rond de 20, met een grote grijns op zijn gezicht. Waar is dat voor modig, vroeg ik me af. Een beetje dat beeld van het kanon en de mug. Enfin, het zal wel zo horen, gedurende de research komen we er wel achter wat er ten grondslag ligt aan dit protocol.
SILENCE OF THE LAMBS
Diezelfde middag werden we meegenomen om een kijkje te namen op de isolatie-afdeling. Ondanks de redelijk vrolijke, zachte kleuren waarmee wanden en deuren geschilderd zijn, een naargeestige afdeling. Al bij binnenkomst werden we geconfronteerd met een hels kabaal: in één van de cellen stond iemand te schreeuwen en te tieren en tegen de deur te beuken. Zo'n deur zou in een flinke bankkluis niet misstaan, maar toch schudde het gevaarte heen en weer van het geram van die opgesloten woesteling. Ons werd uitgelegd dat het Interne Bijstands Team wederom was opgeroepen om de directeur te beschermen bij het betreden van de cel; hij ging de woesteling uitleggen dat als hij niet ophield met die herrie, hij er nog een paar dagen iso bij kon krijgen. Je begrijpt dat wij inmiddels het gevoel hadden dat we middenin een thriller à la Silence of the Lambs waren beland.
DOOR HET LINT
Lang verhaal kort: het IBT arriveert, de cel wordt opengemaakt en wie zien we? Datzelfde schriele Marokkaantje dat we die ochtend door de gang hadden zien lopen temidden van zes stoomlocomotieven. Totaal door het lint! En dan begrijp je ineens waarom zo'n overwicht nodig was.
Vanavond in de eerste aflevering zien we - onder andere - een soortgelijk tafereel. Alleen gaat het dit keer niet om een schriel mannetje, maar om een boom van een vent van tegen de twee meter... Veel kijkplezier!
Abonneren op:
Posts (Atom)